CIO50
Indiaan hanger
Exclusieve met de hand gemaakte Calciet Indiaan hanger met afbeelding van Cheynne Opperhoofd
De Indianen zijn de oorspronkelijke bewoners van Amerika.
Maten 60x43x14 mm.
Gewicht 45 gram
De indianen zijn de oorspronkelijke bewoners van Amerika. Zij hadden een unieke levenswijze en leefden zeer dicht bij de natuur. De stammen hadden in het verleden grondgebied waarbij de grensgebieden lastig te definiëren waren. Dit komt omdat er continu land werd verloren of veroverd. De leider van zo'n groep werd het stamhoofd genoemd. Deze opperindiaan was herkenbaar aan de enorme hoeveelheid veren die hij aan zijn indianentooi had.
De indianen waren uitstekende jagers omdat zij al hun voedsel uit de natuur haalden. Door middel van speren en pijl-en-bogen vingen zij allerlei groot wild en vis. De buffels die in de omgeving te vinden waren zorgen ervoor dat er voldoende voedsel beschikbaar was. De indianen zorgden ervoor dat zoveel mogelijk gebruikt werd en zo min mogelijk werd weggegooid. Huiden werden onder andere gebruikt voor wigwams en kleding. Hiernaast werden veren van vogels gebruikt als versiering of als onderdeel van hun pijlen. Dit zorgde er namelijk voor dat de pijlen ver en stabiel afgeschoten konden worden en hierdoor als dodelijk wapen gebruikt konden worden.
Indianen leefden in zowel Noord-Amerika als in Zuid-Amerika. De verschillende indianen kwamen elkaar vanwege de enorme afstand nooit tegen. Ze hadden ieder hun eigen cultuur en levenswijze. In Noord-Amerika leefde men in wigwams die van dierenhuiden gemaakt waren terwijl de indianen in Zuid-Amerika deels in hutten leefden.
Vanaf de periode dat de kolonisten aan wal kwamen werden de indianen onderdrukt. Ze veroverden grote delen grond die van de indianen waren. Hierdoor kwamen veel indianen om het leven en raakten zij een groot gedeelte van hun land kwijt. Vanwege de uitvinding van het buskruit hadden zij een grote voorsprong op de inheemse bevolking. Tevens kregen de indianen te maken met ziektes die zij nog nooit eerder hadden meegemaakt. Hierdoor waren zij niet immuun voor ziektes zoals de griep, pokken en mazelen. Dit veroorzaakte een sterftegolf onder de inheemse bevolking. In het midden van de 18e eeuw kwamen de eerste reservaten. Deze omsloegen echter slechts een klein gedeelte van hun oorspronkelijke grondgebied.